Grootschalige landbouw en intensieve veeteelt is samen met ons fossiele energiesysteem de grootste aanjager van klimaatverandering. Wanneer we bossen kappen ten behoeve van de landbouw en de bodem met pesticiden bewerken, tasten we het ecosysteem aan, vergiftigen we het water en brengen we de biodiversiteit in gevaar.

Het is alom bekend, iedereen weet ervan. Maar het weerhoudt mensen er niet van na massale houtkap, landbouwarealen aan te leggen. Om de eenvoudige reden dat er veel geld mee te verdienen valt. En dat is aanlokkelijk in een gebied waar de levensstandaard niet hoog is en de inkomens laag.

Het behoud van het regenwoud is van groot belang. De inheemse volken in Zuid-Amerika leven al eeuwen in de Amazone in balans met de natuur. Zij zijn de grootste beschermers van het oerbos. Deze bewoners hebben recht op bestaanszekerheid en inkomsten. Is er een manier waarop wij in Nederland hieraan bij kunnen dragen?

Het bosrijke Suriname

Het landoppervlak van Suriname is voor ongeveer 90 procent bedekt met regenwoud. Daar zijn de Surinamers trots op. Vlieg je over het bos, zoals ze in Suriname het regenwoud noemen, dan zie je dat er aan het bos gezaagd en geknaagd wordt. Waar in Brazilië grote kaalslag plaatsvindt voor de agro-industrie ( voor het verbouwen van o.m. soja voor veevoer voor China, Europa en de Verenigde Staten ) zien we dat gelukkig in Suriname nog niet. Er ontstaan wel al open plekken door het winnen van goud en hout. En bij de goudwinning worden sterk vervuilende chemicaliën gebruikt die in de kreken en rivieren terechtkomen. Een flinke bedreiging voor de waterkwaliteit en de visstand.

Zo gaan er langzaam wel wat procentjes bosbedekking af. Het woud raakt beschadigd en het leefgebied van dieren verandert of gaat verloren.

Het is niet altijd duidelijk wie de eigenaar van het bos is. Maar de overheid geeft wel regelmatig concessies (vergunningen) uit voor bijvoorbeeld houtkap. Ook als dat in het leefgebied van de inheemse bevolking is.

Daarom is het goed om de inheemse bevolking in de Amazone te ondersteunen en ervoor te zorgen dat zij in balans met hun omgeving kunnen leven.

Akarani

Een klein dorp aan de rand van de savanne

Hoe ziet het leven in een klein inheems dorp eruit? Wat doen de mensen voor de kost? Hoe hoog is de levensstandaard? Met deze vragen in mijn achterhoofd bezocht ik Akarani. In het kader van een programma Cities4Forests werd ik door de kapitein van het dorp hartelijk ontvangen. Tien dagen ben ik in het dorp geweest en heb ik de dynamiek van de gemeenschap mogen proeven.

klik op de foto voor een uitvergroting

De weg naar het dorp Akarani is lang. De locatie ligt op 3 à 4 uur rijden van de hoofdstad Paramaribo in Suriname. Dat lijkt niet ver maar de laterietweg is slecht, grote kuilen gevuld met water verhinderen dat je rustig door kunt rijden. Het is inspannend manoeuvreren voor de chauffeur en een aanslag op je auto, de vering heeft het zwaar te verduren.

Akarani is de naam die de lokale inheemsen aan hun nederzetting gaven nadat ze waren gevlucht uit de omgeving van wat nu Paramaribo is. Vroeger woonden deze Kali’na (Kaliña / Caraïben) indianen aan de monding van de Surinamerivier. Ze werden echter verdreven door de eerste kolonisten, de Spanjaarden die rond 1500 arriveerden.

Met hun korjalen voeren de Kali’na de rivier op, over de Saramaccarivier en na lang varen en zoeken kwamen ze via een kreek, een zijtak van de Saramaccarivier, in hun huidige leefgebied in het district Para uit.

Bigi Poika

De buitenwereld noemt het dorp Bigi Poika. Die naam vind je terug op de kaart. Het dorp bestaat uit twee straten: de hoofdstraat is 2,5 kilometer lang, de zijstraat ongeveer een kilometer. Aan beide zijden van de weg liggen de woonerven met huizen.
Vroeger lagen de huizen meer verspreid in het gebied. Na de aanleg van elektriciteits- en waterleidingen langs de hoofd- en zijstraat, legden de inwoners hun nieuwe erf aan bij een aansluiting op deze voorzieningen.

De huizen hebben een golfplaten dak. Het beschermt goed tegen de tropische regenbuien en zo’n dak is onderhoudsvrij. Wanneer de zon schijnt, warmen huizen met een metalen dak sterk op. Daarom leeft men veelal buiten op het erf waar een overdekte buitenruimte (gazebo) schaduw biedt. Wanneer je een werkelijk koele buitenruimte wil, dan maak je een overkapping met traditioneel gelegde troeli-bladeren.

Wandelend door het dorp valt de rust en stilte op. Op het erf is hier en daar iemand aan het werk, spelen wat kinderen of rust iemand uit in een hangmat. De kinderen zijn naar school en veel mensen werken buiten het dorp.

In 2012 telde Akarani nog 525 inwoners. Inmiddels is dat aantal gehalveerd. Het leven in het dorp is niet gemakkelijk. Al eeuwen leven ze van wat het bos hen geeft: vruchten, noten, dieren (jacht), hout en medicinale planten. Hoewel het bos veel levert, hebben de inwoners regelmatig tekort aan voedsel.

Bosvruchten zijn een belangrijke voedsel- en vitaminebron voor de bewoners. De awara bijvoorbeeld, is een zoete vrucht die in een grote vijzel tot moes wordt gemalen.

klik op een foto voor een uitvergroting

De inheemsen hebben veel kennis over het regenwoud. Ze weten welke planten en bomen medicinale eigenschappen hebben. Bijvoorbeeld bladeren die helpen tegen darmklachten of boomschors die een bloeding bij een wond stelpt.

Er is een medische post in het dorp die op gezette tijden spreekuur houdt. De post is opgezet en wordt ondersteund vanuit de Medische Zending.

Op de kostgrondjes verbouwen de Kali’na cassave. Cassave is voedzaam, je kunt er brood van bakken of Kasiri-drank van maken. Cassavebrood heeft als eigenschap dat je het lang goed kunt houden. Het brood wordt ook verkocht in de stad voor de nodige inkomsten.

In de buurt van de kreek staat een grondwaterpomp. Deze pomp vult de waterbassins die zich op 8 meter boven de grond bevinden. Vanaf deze waterinstallatie lopen er waterleidingen naar het erf. Elk erf heeft een kraantje, een tappunt.

Het dorp heeft elektriciteit, maar niet de gehele dag. Elvis fungeert als de lichtschakelaar van het dorp. Om 18:00 uur zet Elvis de generator aan, om 24:00 uur gaat deze weer uit. In alle huizen gaat op die momenten het licht aan of dooft de lamp. Aangezien er maar 6 uur stroom beschikbaar is, heeft men weinig aan een koelkast. Voedsel bewaren is dus vrij lastig.

De openbare basisschool is gebouwd in 2014 en heeft momenteel 46 leerlingen. De kinderen gaan graag naar school. Maar als het te hard regent dan komen de meesten niet. Niet alle kinderen hebben laarzen of een regenjas. Tijdens een tropische regenbui ben je binnen luttele seconden drijfnat.

klik op een foto voor een uitvergroting

De lessen worden in het Nederlands gegeven; Nederlands is de voertaal en de officiële taal. Er zijn zes klassen. Op de school geven evenzoveel leerkrachten de kinderen les. De juffen wonen in huizen op het erf van de school. Ze komen uit Paramaribo en gaan regelmatig in het weekend naar huis.

Juffrouw Lucretia woont met haar dochter in een van de huizen. Ze vindt het fijn om in dit dorp les te geven. De klassen zijn niet groot en de kinderen zijn leergierig. Zolang als de dochter nog op de basisschool zit, is dit goed te combineren met haar werk. Haar man en zoon leven in Paramaribo. Juffrouw Lucretia maakt zich wel zorgen over de welvaart in het dorp. Er zijn kinderen die regelmatig zonder ontbijt naar school komen. Af en toe springt ze dan bij, maar dat kan ze ook niet dagelijks doen.

Na de basisschool kunnen de kinderen naar de middelbare school, op een afstand van anderhalf tot twee uur rijden. Ze vertrekken iedere ochtend om 04:30 uur met de schoolbus en zijn om 16:30 uur weer terug.

Het dorp ligt aan de rand van het bos en de savanne. Af en toe zie je er wilde dieren. Het is niet ongewoon dat er jonge dieren uit het bos op het erf belanden en door de kinderen worden gevoerd. Waarna het blijvertjes worden, ‘huisdieren’.

De indianen zijn voor hun eiwitten afhankelijk van het eten van vlees. Ze zijn geen veehouders en zuivel is bij hen onbekend. Rond het dorp is de kans dat je groot wild tegenkomt gering, dieren zijn schuw. Dus rijden ze met de brommer naar hun jachtgebied, een gebied waar geen mensen wonen en waar in het bos onder meer bosvarkens leven.

De pingo is zo’n bosvarken. Op een dag heeft de kapitein er twee geschoten. Wanneer de buit binnen is, slachten ze de dieren nog dezelfde avond en snijden ze het in stukken. Ze verdelen het vlees direct onder familie en vrienden. Want een koelkast is er niet (zoals gezegd: er is geen 24 uur per dag stroom), je kunt het vlees dus niet bewaren. Daarnaast is het ook een traditie in de cultuur om de buit te delen met je familie en vrienden.

Wilfred Pranaware is een bekende zanger in het dorp en ver daarbuiten. Baba is zijn bijnaam. Hij heeft mij een paar dagen rondgeleid door het dorp. Op een gegeven dag komt hij het erf op. Hij heeft zijn muziekinstrumenten meegenomen: karawasi en marakka, zijn ‘ritme box’.

De Karawasi is een vlechtwerk (warimbo-mandje) met rode pitjes, zaden van de licht giftige boomsoort die ook karawasi heet. In de Marraka zitten kokriti, pitjes. 
Tijd om zijn zang op video vast te leggen. Hier zingt hij in zijn eigen taal over de jacht : “Soms heb je geluk, soms heb je pech: misgeschoten”. Rorinio en ik zijn aandachtige toehoorders.

In de periode dat ik in Akarani verbleef, overleed er een baby. Baba leidt tevens religieuze bijeenkomsten waar hij teksten voorleest en liederen zingt als voorzanger.

Wanneer er iemand in het dorp overlijdt dan is er de avond voor de begrafenis een ceremoniële dienst waarin gebeden en gezongen wordt. Tijdens de begrafenisplechtigheid de volgende dag wordt er afscheid genomen met zang en voordracht.

Aan het einde van het dorp ligt de Akaranikreek. Roland was ambtenaar in Paramaribo en is na zijn pensioen teruggekeerd naar Akarani. Hij heeft een erg bescheiden (ouderdoms-)inkomen, eigenlijk niet voldoende om van te leven. Hij gaat vrijwel dagelijks met zijn oude korjaal de kreek op om zijn visnetten te controleren.

De vissen in de kreek zijn niet al te groot. Wil je grote vissen vangen dan moet je naar de Saramaccarivier pagaaien (peddelen). Dit zijn foto’s van vissen uit de Saramacca rivier.

Saramaccaners, nakomelingen van Marrons, vangen op de nabijgelegen Saramaccarivier waaraan zij wonen beduidend grotere vissen, die ze verkopen in Paramaribo. Ze verdienen daar genoeg geld mee om een solide korjaal aan te kunnen schaffen met een buitenboordmotor.

Centraal in het dorp ligt het voetbalveld (naast het gemeenschapshuis en de school). Voetbal is geliefd in het dorp. Er zijn altijd wel kinderen aan het spelen. Zowel de vrouwen als de mannen hebben een team dat in Paramaribo op zondagen competitie speelt. Het vrouwenteam bestaat uit meisjes en vrouwen van 14 tot 40 jaar. Op de trainingen wordt er fanatiek geoefend onder leiding van een trainer.

Pitsuma is handwerksman en kunstenaar. Van zijn activiteiten kan hij niet rondkomen dus doet hij allerlei klusjes voor zijn familieleden in het dorp. Op verzoek maakt hij voor bezoekers souvenirs: mini pijl en boog, mini pagaai en mini hangmatjes.

Net buiten het dorp staat een hoge communicatiemast van Telesur. Deze zorgt ervoor dat er telefoon- en internetverkeer mogelijk is. Vrijwel elke bewoner heeft wel een mobieltje om te bellen. Er zijn inwoners die eigenlijk geen geld hebben voor een telefoon-opwaardeerkaartje, die hebben een telefoon om gebeld te kunnen worden. Een smartphone met internet is anno 2023 nog een zeldzaamheid in Akarani.

De bewoners kappen walaba-hout om palen van te maken.
Er is ook een boom die een vezelige bast heeft waar je touw van kunt maken.

Project Cities4Forests in Suriname

Het voorkomen van ontbossing, het behouden en herstellen van deze bossen en het versterken van lokale en inheemse partnerschappen zijn de hoofddoelstellingen van de organisatie Cities4forests. Dit zijn ook belangrijke uitgangspunten voor de activiteiten van Stichting Probos uit Wageningen. Deze organisaties zijn er sterk van overtuigd dat het zorgvuldige gebruik van door de gemeenschap geproduceerd “conservation timber” een fundamentele rol kan spelen bij het voorkomen van de massale ontbossing die tropische bossen boven het hoofd hangt.

Kapitein Ivanildo Iejoenakame van Akarani (Bigi Poika) beseft als geen ander dat ‘het bos’ voor het dorp van levensbelang is. Hij maakt zich sterk om de bewoners mee te nemen in ‘conservation timber’, een manier van houtwinning waarbij er zo min mogelijk schade wordt berokkend aan het bos / regenwoud.

De kapitein en zijn dorpsbestuur (basja’s) zijn betrokken bij diverse projecten gericht op het behoud van het bos waarbij de inwoners toch de mogelijkheid hebben om inkomsten te realiseren door toegepast bosbeheer. Het project Cities4Forests is zo’n project.

klik op een foto voor een uitvergroting

Hierboven zie je de boswerkgroep een kapvak uitzetten. Met behulp van kompas / GPS geven ze door middel van een lijnkap de begrenzing van het gebied aan.

Binnen een kapvak wordt een boominventarisatie gedaan.

In het project Cities4forests gaat de bosbouwgroep van Bigi Poika hout leveren aan de gemeente Amsterdam. Maar voordat het hout in Amsterdam ligt, moet er eerst een intensief traject worden doorlopen. De groep moet werken volgens de regels en richtlijnen van FSC, een internationaal keurmerk voor duurzaam hout. De leden van de werkgoep volgen hiervoor speciale cursussen.
In dit project worden hoge eisen gesteld. Zo mogen er maar een paar bomen per houtvak per 25 jaar worden gerooid, moeten de bomen op zo’n manier geveld worden dat er geen andere kostbare bomen worden beschadigd of mee omvallen. En ook moet het uitslepen van een boom op een verantwoorde manier worden gedaan: geen weg banen naar de boom maar de boom ter plekke in handzame omvang zagen en met relatief klein transport uit het bos halen.

De kinderen van Akarani

En de kinderen van Akarani? Wat gaan zij doen? Ligt hun toekomst in het dorp? Vertrekken ze naar Paramaribo om te leren en studeren? Komen ze terug naar het dorp om er te gaan wonen of biedt de stad hen zoveel meer keuzes en welvaart dat ze hun dorp achterlaten?

Voor de levendigheid in het dorp is het belangrijk dat het dorp vitaal blijft met inwoners van alle leeftijden die er graag willen wonen. Daarvoor moet er een bepaalde levensstandaard zijn, voldoende inkomen en basisvoorzieningen. Voor welzijn heb je enige welvaart nodig. Welvaart die niet ten koste gaat van de omgeving, van de natuur.

Kunnen we daar aan bijdragen door FSC hout af te nemen, door conservation timber toe te passen en carbon-credits te financieren waarmee we het regenwoud kunnen sparen? De toekomst zal het uitwijzen.


DE VROEGE OCHTEND VAN MIJN VERTREK

De terugreis vanuit Akarani naar Paramaribo is gepland. Basja (dorpsraadslid) Illianda moet ‘naar de stad’. Ik mag meerijden. We vertrekken vroeg in de nacht.

Om 03:00 zit ik netjes klaar langs de weg. Het wachten kan beginnen. Volle maan. Normaal is er dagelijks electriciteit van 18:00 tot 24:00 uur. Gister was een feestdag; de generator draait de gehele nacht, een gift van de overheid. Dus er is nu nog stroom. Fijn om licht op mijn kamer te hebben als ik mijn tassen moet pakken.

Ik zit op een bankje onder een boom. Lesje indiaans geduld deel 7. Wachten. Het is niet koud, gelukkig geen regen.

Boven mij hoor ik geluid. Een haan klappert met zijn veren en begint te kraaien. Ik vertel hem dat het nog te vroeg is en hij neemt dat serieus. Hij houdt zijn klep. Verder in het dorp beantwoorden inmiddels 2 kraaiers zijn oproep. Hanen zijn geen betrouwbare wekkers waar je de klok op gelijk kunt zetten. Ze doen maar wat.
Mijn geduld wordt beloond. Niet door de komst van mijn vervoer maar door een rustig voorbij vliegende witte uil! Dankzij de generatortijdverlenging en de brandende straatverlichting was deze geruisloos zwevende nachtvogel mooi te spotten.

Stel, de basja komt niet.
Ik overweeg mijn andere opties. Met de schoolbus om 04:30 uur meerijden naar Zanderij en dan een taxi nemen?
Ik hoor een zacht geluid. Nu is het weer weg. Indianen weten vaak ook al lang wanneer er iemand op komst is. Ik ga midden op de weg staan. Moet ik gaan liggen met mijn oor op de grond? Na een minuut zie ik twee koplampen verschijnen. Zou het dan toch?

03:43 stoppen de koplampen voor mijn voeten. Ik had basja Illianda verwacht in een personenauto. Maar het is een busje. Er zitten drie mensen in de bus. Ik richt mijn zaklantaarn in de wagen om te zien waar ik mijn bagage moet laten. Schijn ik recht in het gezicht van een tiener. Die had ik nog niet opgemerkt. Sorry, verontschuldig ik mij. Het meisje lacht. We gaan naar de hoofdstad. De zon komt traag de dag begroeten, langzaam wordt de rijweg verlicht. De laterietweg is kapotgereden door grote zware trucks met machtige boomstammen.

We stoppen in een voorstadje om vracht af te zetten; producten uit het dorp worden uitgeladen. Ik zie dat we bij een vleesverkooppunt zijn beland, een kraampje langs de weg. Op een bordje staat: Pingovlees te koop. Laat nou net de kapitein van het dorp twee dagen geleden twee flinke pingo’s (hoogpotige bosvarkens) hebben geschoten. Naar goed gebruik deel je de jachtopbrengst met mensen die nog wat van je tegoed hebben, of bij wie je in de plus wil komen staan. Het staat je als ontvanger blijkbaar vrij om het vlees te verkopen wanneer je geld nodig hebt.

Ik ontdek nog een passagier op de voorbank, een meisje, een kind. Ze ontwaakt uit haar slaap. Ik herken haar van de school.

De volgende halte is in een buitenwijk van Paramaribo. We stoppen om cassavebrood en cassavemeel af te leveren. Cassavebrood, het is me niet gelukt om het als ontbijt te krijgen. Ga ik het maar in Paramaribo proberen te kopen.

Daarna rijden we door naar de Waterkant aan de Surinamerivier, hartje centrum. Ook daar worden spullen geleverd. Een dag om inkomsten te genereren voor basja. Het meisje achterin is morgen jarig. Ik vermoed dat er nu geld is om een cadeautje te kopen. Ik doe een duit in het zakje. Doordat ik meerijd zijn de benzinekosten eruit. Ik kon niet volledig met cash betalen, ik had niet zoveel geld meer bij me en de ATM geldautomaten doen het 9 van de 10 keer niet. Gelukkig had ik nog enkele opwaardeerkaarten voor de telefoon. De kaarten zijn erg welkom, niet aan inflatie onderhevig, waardevast. Ik heb er al veel mensen in het dorp blij mee gemaakt als waardering voor hun hulp of als presentje. Zo ook nu dus. Ik word bij mijn guesthouse afgezet en krijg cassavebrood in mijn handen gedrukt. Ik laat op mijn beurt wat koeken en vruchtensap in de bus achter. Het is 09:00 uur. Voor hen is de dag en route nog lang.

Tot op het laatste moment leerde ik over de gewoonten en de dagelijkse bezigheden van de dorpsbewoners. Ik heb slechts een glimp op kunnen vangen van deze bijzondere en verrassende cultuur. Maar wel een schitterende glimp!

kinderen van Akarani

Dankwoord

Ik heb Bigi Poika bezocht in het kader van het Cities4Forest partnership programma. Probos en ESS-environment hebben mij vanuit hun betrokkenheid in dit programma geweldig gefaciliteerd: veel dank ben ik verschuldigd aan Sietze van Dijk, Giani Razab Sekh en Mark van Benthem.

Ik ben de bewoners van Akarani erkentelijk voor hun gastvrijheid en de wijze waarop zij mij hebben ontvangen en begeleid. Speciale dank aan kapitein Ivanildo Iejoenakame en het dorpsbestuur (basja’s), (Baba) Wilfred, Sharmilla, Illianda, juffrouw Lucretia, Ronald, Pitsuma, Reindel, Gregory, Jeffrey, Beryl, de bosbouwgroep, Elvis, tuinman Jagendorst en vele anderen waaronder de kinderen Seiti, Rorinho, Riguel, Ashley, Rafaelo e.v.a.



EPILOOG

Het verhaal achter het verhaal.
Het leven in Akarani heeft op mij veel indruk gemaakt. In de korte tijd van mijn verblijf heb ik veel gezien maar nog meer niet gezien. Ik heb hierboven een deel beschreven van wat ik heb meegemaakt. Niet al mijn observaties en interpretaties. Waarom ik tot bepaalde gevolgtrekkingen kom, bijvoorbeeld mijn besef, mijn vermoeden van honger en armoede, komen voort uit momenten van confrontaties en ervaringen. Veel van wat ik heb gezien kon ik achteraf pas een plaats geven, kon ik pas betekenis geven nadat ik op afstand was, nadat de tijd er overheen was gegaan, nadat ik door anderen was bevraagd over mijn gedachten.

Hoewel ik dacht mij aardig tot grondig te hebben voorbereid, beschouw ik mezelf nu toch als enigszins onwetend en naïef. Onwetend doordat er onvoldoende kennis voorhanden is. Naïef omdat ik vooraf een bepaald scenario had bedacht waarvan ik zou kunnen bedenken dat een aantal onderdelen zich waarschijnlijk niet voor zouden gaan doen. Voorbeelden:
– ik wilde graag mee op jacht. Dat is niet gebeurd en ik heb er begrip voor waarom ik niet ben uitgenodigd om mee te gaan.
– ik dacht de oogst van cassave-knollen te kunnen meemaken en het bakken van cassavebrood te kunnen fotograferen. Zou het geen groot toeval zijn als de oogst precies tijdens mijn verblijf plaats zou vinden? Dat er brood wordt gebakken -wat maar eens in de zoveel tijd gebeurt- op het erf achter een huis juist op het moment dat ik er langskom?
– ik wilde graag een keer bij een familie ‘met de pot mee-eten’ om te zien wat er bij hun op tafel komt en hoe er gezamenlijk wordt gegeten. Ik heb een vermoeden waarom dat niet is gelukt.

Ik heb me in het dorp voortdurend welkom gevoeld. De bewoners waren in bepaalde mate gastvrij, in bepaalde mate gereserveerd. Niet anders dan bij ons. Dat ik niet voor een maaltijd uitgenodigd werd, had andere redenen.

Het roept bij mij persoonlijk ook allerlei nieuwe vragen op. Welke rol heeft mijn academische antropologische vorming gespeeld in de benadering van de gemeenschap? Zou ik anders handelen als ik nu opnieuw voor een periode naar het dorp zou afreizen? Welke gesprekken zou ik aangaan die ik nu heb laten liggen?
Zou ik mijn antropologische houding van participerende observatie uitbreiden naar een gerichtere benadering met minder terughoudenheid? Hoe zouden de inwoners daarop reageren? Zouden ze opener worden of juist gereserveerd reageren? Zou ik ook andere ‘informanten’ benaderen om mijn nieuwshonger te stillen? Zou ik bij een hernieuwd bezoek bij de inwoners al wat meer vertrouwd overkomen waardoor er nieuwe deuren opengaan?

Onwerkelijke vragen eigenlijk, want een plan om terug te gaan ligt er niet. In mijn herinnering loop ik nog regelmatig in het dorp. Het contrast tussen onze welvaartscultuur en de cultuur en het leven van de Kari’na in Akarani is immens. Dat draag ik bij me.


Emil Roes


BIODIVERSITEIT

Door onze stedelijke leefwijze en de verschraalde natuur in Europa, hebben we eigenlijk nog maar weinig voorstelling van de rijkdom aan diversiteit. Op afstand van de bewoonde locaties kwam ik de kleurrijke variaties in de natuur tegen. Wanneer je oog in oog staat met de veelzijdige fauna en flora van de amazone, besef je wat er op het spel staat wanneer het regenwoud afkalft.

klik op een foto voor een uitvergroting


Noord-Suriname

Het noorden van Suriname grenst aan de oceaan en is zeer waterrijk. Grote rivieren en watergebieden zijn het leefgebied van veel vogels.